Voorbeelden van het gebruik van Boter in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Boter, hè?
Hij is boter.
Boter en suiker.
Nee, niet boter.
Geen boter voor Ray.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Heb je nog boter?
Met boter en suiker.
Waaldt's brood en boter.
Oké.- Boter?- Niet te veel.
Geen ketchup of boter.
Met boter en bruine suiker.
Met veel zout en veel boter.
Wat? Boter.- Lin. Boter.
Natuurlijk heb ik geen boter.
Hebben we nog boter in huis?
Boter is slecht voor je hart.
Nee, niet zoveel boter.
Er kan boter in zitten. Wacht.
Nee, we bakken ze in boter.
Waarom smeer je boter op je gezicht?
Ik wil niks erop. Geen ketchup of boter.
Koeler?-Heter?-Boter-Zoeter?
Boter, plantaardig olie, bakpoeder en zout.
Nee, dat het geen boter is.
De hoeveelheid boter of room, per opslagpartij;
Producten getagd met boter koffie.
En dan boter, ontbijtgranen, vers en fruit in blik.
Producten getagd met boter coffee.
Geen boter, bloem, alleen aardappels… Een aardappelschiltaart.
Producten getagd met boter coffee.