Voorbeelden van het gebruik van Grootvader in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Grootvader? Zeker.
Kom op grootvader.
Grootvader, ben jij dat?
Ik ben je grootvader.
Grootvader, heb je Rebekka?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Hij is mijn grootvader.
Wist grootvader ervan?
Hij was m'n grootvader.
Grootvader Mick gaf het mij.
Ik word grootvader.
Grootvader, ik ben eindelijk 21.
Eric, de toekomstige grootvader.
Zijn grootvader was priester.
Het graf van zijn grootvader, ja.
M'n grootvader is vermoord.
We zijn alle drie grootvader en dat is dat.
Je grootvader stierf in de strijd.
U diende met mijn grootvader op de Arizona?
Grootvader, dat is verschrikkelijk!
Heeft je grootvader diarree?
Grootvader en Sam hebben tegen me gelogen.
Hij is mijn grootvader, King George.
Grootvader of grootpa? Dit is opa.
Dat is mijn grootvader, William Jefferson.
Grootvader, kunnen we de dinosaurussen gauw zien?
En zijn grootvader, en… En zijn vader.
Mijn grootvader, maar dat was niet hetzelfde.
Hij is de grootvader van So YiJung.
Uw grootvader werd spaghettivreter' genoemd.
Gloria's grootvader en ooms waren slachters.