Voorbeelden van het gebruik van Agenten in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Je agenten?
Agenten van mij.
Gewapende agenten.
Agenten drinken gratis.
Kom op, agenten.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
goede agentfederale agentengeheim agentandere agentencorrupte agenteen geheim agentslechte agentechte agenteen andere agenteen federale agent
Meer
Gebruik met werkwoorden
agent zei
agent keaton
agenten vonden
agent genaamd
agent vermoord
agenten doen
agent kwam
gepensioneerde agentaangewezen agentagent zag
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
agent in de stad
agenten in burger
agenten in uniform
vrouw van een agentnaam van de agentagenten ter plaatse
moord op een agentdistributeur en agentnetwerk van agentenagent in nood
Meer
Agenten, neem hem mee.
We zijn agenten.
Vier agenten met mij mee.
Geef mij die agenten.
Super Agenten Beveiliging.
Wij zijn allemaal agenten.
Ze werden Agenten genoemd.
Agenten op witte paarden.
Goedenavond, agenten.
Twee agenten hebben hem gevonden.
Goede middag agenten.
Mijn agenten wilden wraak.
Aandacht alle agenten.
Mijn agenten zijn niet perfect.
Hij is bij andere agenten.
Agenten hebben Nadia opgepakt.
Hoeveel agenten heeft hij?
Agenten Callen en Hanna. Oké.
Stuur eerst wat agenten dan.
Ja, agenten met maskers op.
Jij stuurde de agenten om hem te halen.
Agenten maken veel vijanden.
Er waren agenten op dat feest.
Agenten Callen en Hanna.- Oké.
NCIS speciale agenten Bishop en McGee.