Examples of using Things in English and their translations into Dutch
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
I run things.
In things big and small.
Art ran things.
Art runde de boel.The things I do for Toby.
De dingen die ik voor Toby doe.This changes things.
People also translate
In great things, or small.
In grote dingen, of in kleine.Yes. And I take things.
Ja. En ik pak dingen.The things I do for love.
De dingen die ik voor liefde doe.This complicates things.
Dit compliceert de zaak.He will run things in the city.
Hij runt de boel in de stad.I don't want her things.
Ik wil haar spullen niet.But the things I said, Arthur.
Maar de dingen die ik zei, Arthur.And these are my things.
En dit zijn mijn spullen.I want two things, penny Baxter.
Ik wil twee dingen, Penny Baxter.We're here for your things.
We zijn hier voor uw spullen.Family, and things entirely new.
Familie… en volkomen nieuwe dingen.Nicholas, I want my things.
Nicholas, Ik wil mijn spullen.No. The things we do for love.
Nee. De dingen die we voor liefde doen.This incident changes things.
Dit incident verandert de zaak.And I want things put right.- Yes.
We found this in her things.
We vonden dit tussen haar spullen.I want my things and I want to go.
Ik wil mijn spullen en ik wil gaan.Maybe we can reverse things.
Misschien kunnen we de boel omkeren.There are things I cannot explain.
Sommige zaken kan ik niet uitleggen.Things have not improved, Lebraque.
De zaak is niet verbeterd, Lebraque.We can change things, Sayid.
We kunnen zaken veranderen, Sayid.Things like art, music or writing.
Zaken zoals kunst, muziek of schrijven.You have messed things up enough.
Je hebt de boel genoeg verknoeid.I mean, your father complicating things.
Ik bedoel, je vader, de boel compliceert.I see good things in our future, Dan.
Ik zie mooie dingen in onze toekomst, Dan.
