Voorbeelden van het gebruik van Frisdrank in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik haal frisdrank.
Frisdrank voor jou, August.
En geen frisdrank.
Frisdrank hield gewoon van mij.
We hebben frisdrank.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Geen frisdrank, niet vandaag.
Dat is geen frisdrank.
Geen frisdrank, niet vandaag.
Ja, vergeet frisdrank.
Ook frisdrank en vruchtensap.
Gebruik water, frisdrank.
Het is frisdrank, nou goed?
Ik betaal de frisdrank.
Ze had frisdrank omgestoten.
Cola is een koolzuurhoudende frisdrank.
Bad met frisdrank en zout.
Frisdrank die ik heb aangelengd.
Ik heb meer frisdrank nodig.
Geen frisdrank meer voor het slapen!
Inclusief welkomstpakket wijn,water, frisdrank.
Vergeet de frisdrank niet.
Dat geldt ook voor vruchtensappen en frisdrank.
Wil je een frisdrank of zo?
Unieke geneeskrachtige eigenschappen van frisdrank.
Welke frisdrank is gezond?
Ik kan jullie op een fles frisdrank trakteren.
Een frisdrank, of zoiets?
Verminder 80% van de junk food en frisdrank dranken.
Ik koop frisdrank van mezelf.
Verminder 80% van de fast food en frisdrank dranken.