Voorbeelden van het gebruik van Kap in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Echt, Kap?
Wirklich, Cap?Kap ermee!
Hör auf damit!Nog een kap.
Ik kap ermee.
Ich bin weg.Je hebt de kap.
Du hast den Umhang.Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Kap daarmee.
Hör auf damit.Hé, kap ermee!
Hey, hör auf damit!Wat denk je? Kap?
Μ'n kap zit klem.
Niet alleen de kap.
Nicht nur die Haube.M'n kap zit klem.
Die Haube klemmt.De man met de kap.
Doe de kap open.
Mach die Haube auf.De kap als laatste.
Zuletzt die Haube.Doe de kap af.
Zieh die Kapuze ab.Oké, verwijder de kap.
Zet je kap op.
Setz deine Kapuze auf.Wat vind jij? Nou… Kap?
Nun? Kap? Was denken Sie?Charles, kap daarmee.
Wie draagt de kap?
Wer trägt einen Umhang?Doe de kap dicht!
Ze is helemaal voor u, Kap.
Sie gehört Ihnen, Cap.De kap verbergt te veel.
Die Haube verdeckt so viel.Ik geef de kap niet op.
Ich gebe die Maske nicht auf.Ze is helemaal voor u, Kap.
Sie gehört ganz dir, Cap.Kap met toeteren, eikel!
Hör auf zu hupen, du Wichser!Ik heb de kap nodig.-Hoezo?
Ich brauche die Maske. Was?Maar… kijk onder de kap.
Aber schau mal unter die Kapuze.Twee, de kap en de koe.
Zwei, Umhang und Kuh haben wir.Kap met die onzin, Christina.
Lass den Scheiß, Christina.
