Voorbeelden van het gebruik van Kruis in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Klap in het kruis.
Mijn kruis gedragen.
Ik heb z'n kruis.
Het kruis zal U beschermen.
Klap in het kruis.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Meer
Gebruik met werkwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Kruis te lang, heupen te strak?
En het kruis ook.
Rafe heeft het kruis.
Het kruis sprak hem toe en zei.
Ik ben z'n kruis.
Een kruis bedekt in mini-pizza's.
Ik wil geen kruis.
Daarna, Kruis aan “Exporteren naar“.
Edith? lk heb het kruis.
Doe dat kruis weg.
Producten getagd met kruis.
Neus, nier, kruis, keel.
M'n slinger was m'n kruis.
Ik wil haar kruis ruiken, Jerry!
Maag, hoofd, hart, kruis.
Zoals een kruis bij 'n vampier?
Controleer zijn kruis.
Zoals een kruis bij een vampier?
En hij kreeg het Luchtmacht Kruis.
Ik geloof dat je kruis vibreert.
Kruis aan “Automatisch te importeren optie”.
Hij trekt je oog naar 't kruis.
Ik ben op de hoek van Kruis en 3… naast een bar.
Open kruis strings Cuerdas cruzadas abiertas.
Mag ik wel m'n kruis beschermen?