Voorbeelden van het gebruik van Priester in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is priester.
Priester, wat is het?
Ik ben priester.
Ich bin Pfarrer.Priester Gabriel Ruiz.
Pater Gabriel Ruiz.Is hij priester?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Meer
Gebruik met werkwoorden
priester gewijd
priester zei
priester vermoord
priester werd gewijd
priester brengen
priester spreken
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
De priester vertelde me.
Ik ben priester.
Ich bin Geistlicher.De priester is een mutant.
Lk ben priester.
Ich bin Geistlicher.De priester, Jeremiah Allen.
Der Prediger, Jeremiah Allen.Ik ben een priester.
Ich bin ein Pastor.Bel priester Gregor op.
Ruf Pater Gregor an.Je bent een priester?
Du bist Geistlicher?En gaat priester Dominic mee?
Fährt Pater Dominic mit?Voorzichtig, priester.
Vorsicht, Prediger.Ga je priester worden?-Ja.
Willst du Pfarrer werden? Ja.Ik ben geen priester.
Ich bin kein Prediger.Een priester die God zoekt.
Ein Prediger, der nach Gott sucht.Ik word geen priester.
Ich werde kein Pfarrer.Lk ben de priester en ik zeg nee.
Ich bin der Pfarrer und sage nein.We liegen niet tegen de priester.
Het is priester Todd.
Pastor Todd ist umgekippt.Priester van de Christelijke Kerk in Colorado.
Pastor der Christlichen Kirche in Colorado.Waar is priester Mitchell?
Wo ist Pater Mitchell?Nee, geen priester.
Nein, nein, nein, kein Priester.Geen priester, geen kardinaal en geen paus!
Kein Priester, Kardinal und kein Papst!Ze zeggen dat jij priester bent.
Es heißt, Sie seien ein Prediger.En een priester met een geweer.
Und einen Priester mit einer Schrotflinte.Meer dan een priester van God houdt?
Mehr als ein Prediger Gott liebt?De priester zei, dat je tegen me gelogen hebt.
Der Priester sagt, du hättest mich belogen.
