Voorbeelden van het gebruik van Priester in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Hij is priester.
De priester van de kerk.
Was je een priester?
Priester en gelovige.
Ik ben geen priester.
Mensen vertalen ook
Priester, mag ik even met u alleen praten?
Zeker niet, priester!
Moeders priester maakte haar Republikein.
Je bent zielig, priester.
Doodde de Priester de vreemdeling?
Je bent barkeeper, geen priester.
De priester begint met het wierook.
Kocht de priester ze?
Zijn twee broers werden priester.
Ik heb zelfs 'n priester gekend met die naam.
Men houdt van een slimme priester.
Maar de priester had zelfs' wees gegroetje' in de mouw.
Hij zegde bruiloft af en werd priester.
We lieten de priester komen rond tweeën.
Het grootste deel van de leden is priester.
Er is niet eens een priester bij. Of een pastoor, niks!
Hoe kwam het perkament in handen van de priester?
Beste geleerde priester, we hebben uw advies nodig.
Dat is wanneer je gemolesteerd word door de neef van een priester.
We kunnen een priester niet de oorlog verklaren.
Het zal er beter ingaan als u zegt datDiego Mireda geen priester was.
Deze priester vermomde je als de heiligste van alle mensen.
We waren niet gekwalificeerd, priester, om onze kinderen te onderwijzen.
De priester zei dat je ons wilde spreken over een schietpartij.
De priester heeft me duidelijk gemaakt wat voor puinhoop m'n hele leven is.