Voorbeelden van het gebruik van Zij in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zij ook.
Bèèèh. Hij. Zij.
Zij bang.
De arts.- Zij.
Zij hem niet?
Mensen vertalen ook
En zij mij.
Zij doen hem pijn!
Oké, zij.
Zij. Zij was het.
Je weet wat zij willen dat je weet?
Zij en ik waren.
Wachten tot zij je neerschiet. Nee.
Zij niet, ik wel.
Sheila? Heeft zij dit gedaan?
Zij mij, opa.
Darcy Taylor, zij miste vlees uit haar rug.
Zij en mijn broer….
Waren zij bij jou in het bos?
Zij zijn alles voor mij.
Ja, zij missen het ook.
Zij snapt me.-Snowbunny.
En zij weet van niets.
Zij is niet mijn vriendin.
Niks. Zij had iets van me tegoed.
Zij keek het eerst naar mij.
Wilde zij dat u dat voor haar kocht?
Zij zullen vertellen wie ik ben.
Zij en Richard Ncube zijn gestrand….
Zij is eigenares van het Traders Hotel.
Zij is in orde. Het is goed.