Voorbeelden van het gebruik van Week in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Medicine
-
Official
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Een week later.
Ik denk… ongeveer een week.
Een week later.
Die had ik nodig na deze week.
Een week later.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
vorige weekeerste weekde eerste weekde laatste wekende tweede weekeen geweldige weekeen hele weekde derde weekde europese weekde vorige week
Meer
Gebruik met werkwoorden
volgende wekenweken voorafgaand
weken duren
brachten een weekweken toonde
duurt een weeknegende weekweek begon
voorgaande wekenduurt enkele weken
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
dagen per weekeinde van de weekdagen of wekeneind van de weekmg per weekweken en maanden
lessen per weekweek na weekdollar per weekdagen in de week
Meer
Jij misschien ook wel na deze week.
Week afdrukken.
Datum:_____ Week 2.
Een week, van ben tyler.
Maanden en 1 week eerder.
Week 1: Staat van de Unie.
Charles: 1 week na de overval.
Week 6 je baby is even groot als een rozijn!
Koffie verkeerd deze week halve prijs.
Een week van vier donderdagen.
Koffie verkeerd de hele week voor de halve prijs.
E week: ontwikkeling van uw baby.
Verwennerij week zomer en winter.
Week 10 je baby is nu even groot als een kiwi!
De perfecte huis om een week door te brengen in Teresa stel of gezin.
E week- 2-6 oktober: cyberbeveiliging op het werk.
Het is dezelfde hars die je twee week geleden kocht voor je opgezette dieren.
Een week eerder september 1973.
Wat een omslag voorbij vorige week, toen Papale niets goed kon doen.
Een week later in Kasumi's paleis.
Mijn bronnen in Tokio melden datIlse von Hoffmanstal vorige week is opgepakt.
Wat een week heb je, hè Jules?
Week een doek met alcohol en gebruik het om het scherm schoon te maken.
Europese week van wetenschap en techniek.
Iedere week weer dezelfde deprimerende mensen, ik moest weg.