Voorbeelden van het gebruik van Langsam in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Sie sind langsam.
Langsam in der Auffahrt.
Schnell und langsam.
Snel en traag.Wird langsam Zeit.
Raus hier. Schön langsam.
Kom langzaam naar buiten.Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
langsamen tod
langsamer herzschlag
langsames wachstum
langsam langweilig
langsam ungeduldig
schön langsamlangsamer prozess
langsam im
langsam satt
langsame injektion
Meer
Wurde langsam Zeit.
Dat werd langzamerhand tijd.Langsam, R2. Vorsichtig.
Ich sagte, langsam.
Rustig, zei ik.Zu langsam und zu laut.
Te langzaam en te verdomde luid.Und fahre langsam.
En rustig rijden.Langsam fand sie Freunde.
Genau so, langsam.
Langsam verstehe ich Dorothea.
Langzamerhand begrijp ik Dorothea.Hoffe ich. Langsam.
Langzaamaan, hoop ik.Wir sind langsam, aber wir lernen.
We zijn traag, maar we leren.Wir gehen das langsam an.
We doen langzaamaan.Langsam wird etwas von dir.
Langzaamaan wordt het wel wat met jou.Sie werden langsam sterben.
Dan sterf je langzaam.Die Leute glauben ihm langsam.
Kommen Sie langsam zu mir zurück.
Kom rustig bij me terug.Zieht den Abzug langsam.
Trek langzaam aan de trekker.Langsam, Castle. Sei vorsichtig.
Rustig, Castle. Wees voorzichtig.Sogar mir entgleitet er langsam.
Sie müssen langsam und tief atmen.
Je moet rustig en diep ademhalen.Deine Organe versagen langsam.
Je organen beginnen het te begeven.Er ist langsam, er kann nicht siegen.
Hij is traag, hij kan niet winnen.Und ich fühle mich langsam verrückt.
En ik begin me gek te voelen.Er ist langsam, aber seine Infos stimmen.
Hij is traag, maar zijn informatie klopt.Beginnen Wendung, weit und langsam.
Begin bocht, wijd en geleidelijk.Steigen Sie langsam aus dem Wagen! Aussteigen!
Stap langzaam uit de auto! Eruit!
