Voorbeelden van het gebruik van Schepsel in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Het is een schepsel.
Een schepsel van Oorlog.
Heerlijk schepsel.
Dit schepsel lijdt, het heeft pijn.
Fyedka is geen schepsel.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Het schepsel transformeert. En dan.
Zeer aantrekkelijk schepsel.
Je bent een schepsel van Satan!
Jij bent een goddelijk schepsel.
Omdat hij een schepsel van God is.
Dit schepsel is wat we zoeken. Nee.
Vlieg weg, Gods schepsel.
Dit schepsel is een medische mutant.
Dat dat prachtige schepsel.
En dit mooie schepsel is Emily Gowen.
Kom terug, jij smerig schepsel.
Vergeet dit schepsel, dat naar ons kijkt.
Een fret. Schitterend schepsel.
Het schepsel van onze legende is echt.
We moeten het schepsel vinden. Wat?
Gustave bijvoorbeeld uw… schepsel.
Geen schepsel bewoog, nog geen muis.
Wat? We moeten het schepsel vinden.
Het schepsel van onze legende is echt.
Hij is een stom schepsel van God.
Een schepsel zoals jij hoort daar zeker bij.
Dat is interessant,zei u schepsel.
We hebben het schepsel gevonden. Koningin.
God, onze Vader,bemint u, u bent zijn schepsel.
Dat schepsel op de kraan, het heeft me gedood.