Voorbeelden van het gebruik van Toeval in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Toeval gebeurt.
U had een toeval.
Een toeval, Wilson.
Hij had een toeval.
De toeval is voorbij.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Ze had een toeval.
Toeval of het maaneffect?
Takis heeft een toeval.
Het toeval herhaalt zich.
Sarah had een toeval.
Het kan toeval zijn, maar.
De muziek van het toeval.
Dat kan toeval geweest zijn.
Hij heeft een toeval.
Hij had een soort toeval.
Er is geen toeval in deze wereld.
Ze heeft geen toeval.
Toeval? Of een Mysterieus Raadsel?
Hij zit hier per toeval.
Het was geen toeval dat ik je zag in Utah.
Hij had een soort toeval.
Ik dacht dat het toeval was, van Brenda.
Toeval. Waarom zou ik het haar vertellen?
Ik heb het bij toeval ontdekt.
Onze ontmoeting in de Sunset Tower was geen toeval.
Dat kan geen toeval zijn. Olivia Hughes.
Dr. Lee zei dat je een toeval had.
Het is geen toeval dat we hier allebei zijn.
We denken niet dat dat toeval is.