Voorbeelden van het gebruik van Luidspreker in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Geen luidspreker.
Garcia, je staat op luidspreker.
Zet de luidspreker af.
Garcia, je staat op de luidspreker.
Zet je de luidspreker even uit?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Ja, Jerry? Zet mij op de luidspreker.
De luidspreker met een computer verbinden.
Zet het op luidspreker.
Deze luidspreker wordt gebruikt bij het plaatsen van een oproep of het beluisteren van uw gesproken berichten.
Je staat op luidspreker.
De luidspreker wordt naar stereo geschakeld en verbonden met twee versterkerkanalen met twee luidsprekerkabels.
Zet me op de luidspreker.
U kunt zoeken op zenders,favoriete zenders maken en u kunt luisteren naar de radio via een draadloze headset of de luidspreker.
Ik zet hem op luidspreker.
Deze luidspreker bevindt zich aan de bovenkant van je Motorola Razr XT910 en wordt gebruikt wanneer je iemand belt om je correspondent te horen.
Ik zet je op luidspreker.
Ik haat luidspreker.
Hé, Garcia. Ik zet je op de luidspreker.
Je bent op luidspreker.
Oké, zet me op luidspreker.
Je bent op de luidspreker, Garcia.
Ja, Jerry? Zet mij op de luidspreker.
Je staat op de luidspreker, Garcia.
Mark, ik zet je op de luidspreker.
Zet me op de luidspreker.
Garcia, ik zet je op de luidspreker.
Te gebruiken met iedere luidspreker in elke situatie.
Het gaat meer om wat je verwacht van je slimme luidspreker naar keuze.
Zet haar op de luidspreker.
Zet hem op de luidspreker.