Voorbeelden van het gebruik van Dat ding in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ja, dat ding.
Vooruit, doe dat ding.
Zet dat ding uit.
Zou je me niet helpen met dat ding?
Dat ding is echt!
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
belangrijkste dinghele dingklein dingander dingstomme dingoude dinghet hele dingarme dingdit hele dinggrote ding
Meer
Gebruik met werkwoorden
verdomde dingding doen
doe dat dingding zeggen
dingen gaan veranderen
ding komt
ding zit
ding begrijp
staat dit dingding weet
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Jij hebt dat ding.
En dat ding in Kiev.
Ik haat dat ding.
Dat ding is gigantisch.
Daar is dat ding weer.
Dat ding kost 70 knaken.
Tallip is dat ding in Piloot?
Dat ding wist wie ik was.
Sara, doe dat ding met je been.
Dat ding moet naar de tandarts.
Naar de kern. Dat ding in het midden?
Dat ding, waar ging het heen?
Heeft ze nog steeds dat ding voor 'r tanden?
Dat ding, Waar ging het naartoe?
En je vaardigheden. En dat ding dat je met de.
Maar dat ding achtervolgt me.
Pap, je moet vandaag niet naar dat ding gaan.
Zet dat ding af.
Ik probeer uit te zoeken waar dat ding zit.
Zet dat ding uit!
Die ontploft ende hele schuur brandt bijna af door dat ding.
Pak dat ding in, man.
Dat ding zal niet weggaan.
Nick, dat ding is dood.
Dat ding kan lopen en praten.