Voorbeelden van het gebruik van Het echt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Is het echt?
Hij meende het echt.
Of het echt was.
Hij wil het echt.
Het echt heel eng.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
echte naam
echte wereld
echte leven
het echte leven
echte vader
echte man
echt geld
echte liefde
echte vriend
echte moeder
Meer
Maak het echt.
Het echt gedaan?
Maken het echt.
Is het echt waardevol?- Nee.
Ik hoop het echt.
Is het echt voor jou?
Ik meen het echt.
Was het echt cocaïne?
Ik meen het echt.
Is het echt van mij?
Hij wil het echt.
Is het echt Kaleesha?
Nu wordt het echt.
Was het echt Kwang-chul?
Voor mij is het echt.
Dat het echt was.
Voor mij was het echt.
Als het echt moet.
En dan word het echt.
Als het echt gebeurd is.
Misschien is het echt.
Als het echt is gebeurd.
Ik accepteer het echt.
Ze is het echt, Nancy.
Jamie? Hij is het echt.