Voorbeelden van het gebruik van Proef in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Proef het!
De eerste proef.
Proef eens.
De volgende proef.
Nächster Test.Proef eens.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Gebruik met werkwoorden
Hé, proef eens.
Hey, probier mal.Het is een proef.
Es ist ein Test.Proef mijn melk.
Voor jullie proef.
Für Ihren Versuch.Ik proef water.
Ich schmecke Wasser.Ze is op proef.
Proef mijn staal!
Koste meinen Stahl!Het was een proef.
Ik proef zilver.
Ich schmecke Silber.Ik ben op proef.
Ich bin auf Bewährung.Ik… proef… groen.
Ich… schmecke… grün.Onze eerste proef.
Proef onze liefde.
Koste unsere Liebe.Dit was een proef.
Es war eine Prüfung.Proef deze tranen.
Schmecke diese Tränen.U stelt me op de proef.
Proef onze sangria.
Koste unseren Sangria.Het is een proef.
Es ist ein Experiment.Proef mijn verdriet.
Schmecke meine Trauer.Mijn klinische proef.
De proef is voorbij.
Die Studie ist vorbei.Je stelt me op de proef?
Sie wollen mich testen?Jouw proef mislukt.
Deine Studie scheitert.Hij is hier op proef.
Proef deze chamango.
Versuch diesen Chamango.
