Voorbeelden van het gebruik van Tering in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Tering, ik.
Ze had de tering.
Tering zooi!
Hij heeft de tering.
Tering politie!
Combinations with other parts of speech
Gebruik met werkwoorden
Je vader had de tering.
Tering, een rat.
Tuberculose Vergelijkbare term(en): TB, tering.
Tering, hij is groot!
Ik ga niet weg voordat jij de waarheid spreekt, tering slet!
Tering, wat een hitte!
Ik hoorde dat je vrouw is overleden aan de tering. Klopt dat?
Tering, het zit vast.
Rot op, maat. Voordat je iedereen besmet met je tering.
Tering, kijk zijn TV eens.
M'n dochter is gestorven aan de tering die ze van haar moeder had gekregen.
Tering, Dickie, sorry.
De tering met die koffie.
Tering, wat een megading.
Tering, een hinderlaag.
Tering, wat ben ik pissig.
Tering aan de rebellen!
Tering, hoe laag kun je zinken?
Tering, wat een grote golf!".
Tering, ja, ik wil jouw hulp wel.
Tering. Wat gebeurde er toen?
Tering, dat is een geweldig idee.
Tering is een slopende ziekte.
Tering, je bent geen vet varken meer!
Tering. Hoe heb je Andrews gevonden?