Voorbeelden van het gebruik van Man in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Maar je man wel.
De man in het bed.
Ik ben haar man.
De man in de rolstoel?
Dit is mijn man.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met bijvoeglijke naamwoorden
Meer
Gebruik met werkwoorden
man genaamd
man vermoord
getrouwde manzegt de manman zei
man gezien
overleden manman vinden
man verloren
man kwam
Meer
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
man of vrouw
man van god
man van eer
man in huis
man tot manman van het jaar
man van het volk
man op de foto
man met de naam
isle of man
Meer
De man in zijn pyjama.
Word wakker, man.
Hoe… De man in de kist?
Leun voorover, man.
De man in het park.- Wat?
Weet ik niet, man.
Man, dat is onze stad!
Ted Zhou, man, 55.
Man, 50, Richard Cohen.
Moet je kijken, man.
De man bij de pinautomaat.
Zelfs m'n man niet.
Slachtoffer was een man.
Over de man met de pijp.
Mr. Hastings, mijn man.
De man met de bandana ontsnapt?
Zelfs mijn man niet.
Ik maak maar een grapje, man.
Man, je hebt haar gevraagd.
Dank u wel, goede man.
Iedere man, vrouw en kind.
Ze is m'n vriendin, man.
Je man en jou beschermen.
Sarfraz, in orde, man.
Elke man, vrouw en kind.