Voorbeelden van het gebruik van Vertrekt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij vertrekt.
Ik wil dat hij vertrekt.
Hij vertrekt zaterdag.
Wat? Hij vertrekt.
Ze vertrekt morgen.
Morgen verschwindet sie.Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
vliegtuig vertrekttrein vertrektvlucht vertrektbus vertrektvertrekt flixbus
week vertrekkenvertrekt deutsche
boot vertrektmoeder vertrokschip vertrekt
Meer
Gebruik met bijwoorden
Gebruik met werkwoorden
Je bus vertrekt.
Dein Bus fährt los.Je vertrekt telkens.
Als ze maar vertrekt.
Hij vertrekt morgen.
Morgen früh ist er weg.Ik wil dat je vertrekt.
Jij vertrekt uit Londen.
Ik wil dat je vertrekt.
Ich will, dass du ausziehst.Hij vertrekt uit Camelot.
Er verlässt Camelot.En als hij terug vertrekt?
Und wenn er wieder abhaut?Esther vertrekt ook.
Esther verschwindet auch.Vertrekt vanaf perron tien.
De bus vertrekt vandaag.
Der Bus fährt heute los.Als je vanavond vertrekt.
Hij vertrekt om half elf.
Zorg dat hij vertrekt.
Sorgen Sie dafür, dass er geht.Hij vertrekt. Ik herhaal.
Ich wiederhole: Er haut ab.Zorg dat ze vertrekt.
Sorgen Sie dafür, dass sie geht.En hij vertrekt met haar.
Und er verschwindet mit ihr.We weten al dat ze vertrekt.
Wir wissen, dass sie abreist.Een trein vertrekt uit Chicago.
Zug verlässt Chicago.Korte vraag voor je vertrekt.
Kurze Frage, bevor du abhaust.Hij vertrekt over 20 minuten.
Er fliegt in 20 Minuten.Maar mijn trein vertrekt morgen.
Hij vertrekt over… 47 minuten.
Wil je dat hij weer vertrekt?
Willst du, dass er wieder abhaut?
