Voorbeelden van het gebruik van Packen in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Wir packen das!
Ich kann schnell packen.
Wir packen das!
We kunnen het,!Jemand muss ihn packen.
Wir packen das.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Gebruik met bijwoorden
Meer
Komm, lass dich packen.
Kom, laat me je grijpen.Das packen wir.
Schatz, wir müssen packen.
Schat, we moeten gaan.Viele packen es.
Velen kunnen dat.Packen wir sie. Verstanden.
We pakken ze. Begrepen.Komm, wir packen es.
Kom op, laten we dit doen.Wir packen ihn uns einfach.
We grijpen hem.Ich muss es allein packen.
Ik moet dit alleen doen.Wir packen das, Ray.
Wij kunnen 't ook, Ray.Annemarie, wir sollten packen.
Annemarie, we moeten gaan.Packen wir sie. Verstanden.
Begrepen. We pakken ze.Nein, Fische packen nicht zu.
Nee, vissen grijpen niet.Packen wir das Geld zurück.
Sie wollten ihre Arme packen.
Wir packen ihn zur Alten.
We leggen hem bij die ouwe.Das solltest du in deinen Film packen.
Was packen sie in Hotdogs?
Wat doen ze in die hotdogs?Ohne diese Bücher packen wir ein.
Zonder dat boek kunnen we het schudden.Packen wir die Geschenke aus!
Gaan we cadeautjes geven?Du musst dein Zeug packen und gehen.
Je moet je spullen pakken en vertrekken.Packen wir es an. Das war gut!
We doen het. Dat was goed!Du kannst das doch nicht auf Snapchat packen.
Wir packen und gehen! Wie?
Hoe? We pakken in en zijn weg?Dann darfst du mich auch wieder packen.
Nou, nu mag je zelfs mijn arm weer vastpakken.Wir packen sie in die Presse.
We stoppen haar in de pers.
