Voorbeelden van het gebruik van Zeide in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Ecclesiastic
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
En Jezus zeide tot Thomas.
Een ieder was verbaasd en zeide.
En de Heere zeide tot mij.
Hij zeide tot hem ten derden maal.
En de Heer zeide tot Mozes.
Und der Herr sprach zu Moses.Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
jezus zeidezeide glenarvan
zeide de koning
mozes zeidegod zeidezeide paganel
koning zeidevolk zeidezeide de majoor
david zeide
Meer
Toen zeide de koning: Wie is in het voorhof?
Da sagte der König: Wer ist im Hof?Maar de engel zeide tot hen.
Aber der Engel sprach zu Ihnen.En Hij zeide tot hen een gelijkenis.
Und er sagte ihnen ein Gleichnis.Maar zijn huisvrouw zeide tot hem.
En hij zeide: Ik ben het!
Er antwortete: Ja, ich bin's!En de koning van Israel antwoordde en zeide.
Der König von Israel antwortete und sprach.En de HEERE zeide tot Rebecca.
Und der Herr sprach zu Rebekka.Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal.
Wiederum spricht er zum zweiten Mal zu ihm.Hij nam hem mee,bracht hem bij den bevelhebber en zeide.
En ik zeide: Zie, hier ben ik!
Und ich antwortete: Hie bin ich!Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had,dat hem Jezus zeide.
En ik zeide: Zie, hier ben ik!
Und ich antwortete: Hier bin ich!En de stem, die ik gehoord had uit den hemel, sprak wederom met mij, en zeide.
En hij zeide: zie, hier ben ik!
Er antwortete: Siehe, hier bin ich!Toen wij allen op den grond neergevallen waren,hoorde ik een stem die tot mij in het Hebreeuws zeide.
Und da wir alle zur Erde fielen,hörte ich eine Stimme in hebräischer Sprache zu mir sagen.Zijn moeder zeide tot de dienaars.
Seine Mutter spricht zu den Dienern.En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
Und ließ ihm sagen: Bist du, der da kommen soll, oder sollen wir eines anderen warten?En de koning zeide tot hem: Waar is hij?
Der König sprach zu ihm: Wo ist er?Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek.
Jesus spricht zu ihr: Ich bin's, der mit dir redet.Kapitein," zeide ik,"ik twijfel niet….
Kapitän, sagte ich, ich zweifle nicht….En ik zeide: Ik zie een amandelroede.
Ich antwortete: Einen Mandelzweig sehe ich.En hij zeide: Kent gij dan Grieks?
Er antwortete,"können Sie Griechen sprechen?Jezus zeide tot hem: Weid mijne schapen!
Spricht Jesus zu ihm: Weide meine Schafe!En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.
Ich sagte zu ihm: Ich bin ein Amalekiter.En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben.
Er sprach zu ihnen: Ihr sagt's, ich bin's.
