Voorbeelden van het gebruik van Constant in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Niet constant, nee.
Het zoemt er constant.
Constant had verlof.
Hij eet constant.
Constant gedachten over eten.
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
constante temperatuur
constante kwaliteit
constante stroom
constant monsters
constante druk
constant voorbeelden
constante snelheid
constante updates
een constante temperatuur
constante monitoring
Meer
Wes is constant hier.
Verandering is constant.
Ik denk constant aan je.
Dan ben ik hier constant.
Ik denk constant aan haar.
Op feestjes eet ik constant.
Ik was constant moe.
Adhesievermogen, 3 constant.
Ik was constant bij haar.
Ik hoor het constant.
Moet je constant"neuken" zeggen?
Zuster Maria Constant.
Ik heb constant ruzie met George.
Samenvatting, constant.
Ik wil constant weten wat je doet.
Je werkte constant.
Ik word constant onderschat, maar.
Ik verontschuldig me constant.
Hij was constant bij haar.
Een paar gelukkigen horen het constant.
We hebben constant ideeën.
Zo constant als de reactor onder ons.
Ik werk constant.
Ik had constant vlinders in m'n buik.
Onze hersens groeien en genezen constant.