Voorbeelden van het gebruik van Gingen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ze gingen dood.
Onder hen gingen.
Waar gingen ze heen?
Alle alarmsystemen gingen af.
Waar gingen we heen?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
huis gaanmensen gaanfout gaatcommissie gaattelefoon gaatschool gaankoffie gaan drinken
zon gaatgerucht gaatverslag gaat
Meer
Gebruik met bijwoorden
goed gaatverder gaanver gegaandood gaatecht gaanakkoord gaatverder te gaanlang gaatmis gaatsneller gaan
Meer
Ik dacht dat we daar gingen wonen.
Waar gingen jullie heen?
Je mama en ik gingen dansen.
We gingen op weg.
Voordat ze naar Broadway of Hollywood gingen.
Waarom gingen ze,?
Ze gingen naar Bethlehem.
De repetities gingen geweldig.
We gingen vooruit.
Bette en ik gingen elk jaar.
Ze gingen naar Route 6.
De volgende dag gingen we naar huis.
Ze gingen uit elkaar.
Ja, waar gingen ze heen?
Gingen jullie naar dezelfde school?
En toen gingen ze dood.
We gingen aan boord van zo'n oud Thames-pleziervaartuig.
Akash en ik gingen naar de film.
We gingen naar verschillende huizen.
Natuurlijk gingen we…- Ja! Nee!
Ze gingen maar naar een film.
Duizenden mensen gingen erover schrijven.
We gingen naar Oak Beach.
We werkten. Gingen naar school.
We gingen voor jou het voorgeborchte in.