Voorbeelden van het gebruik van Moest in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Moest zwart zijn.
Waarom? Moest gebeuren.
Warum? Musste sein.Moest worden verwoest.
Musste vernichtet werden.Waarmee ik moest slapen van Judith?
Moest hij een transfusie?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
Gebruik met bijwoorden
Gebruik met werkwoorden
Op 'n nacht moest ik naar het toilet.
Eines Nachts musste ich auf die Toilette.Moest je dit doen van je broer?
Zwang dich dein Bruder dazu?Die moest naar de wc.
Er musste aufs Klo.Moest je mee naar 't bureau? Mooi?
Ik moest slapen.
Ich brauchte was zum Schlafen.Moest je echt de Vervloekte vis met ruziesaus van je moeder maken?
Ja, ik moest mee van Gloria.
Ja, Gloria zwang mich.Ik moest rijden van hem.
Er zwang mich zu fahren.En ik moest met je praten.
Ze moest naar het bureau.
Carl moest naar de SEH.
Carl musste in die Notaufnahme.Ik moest een nieuwe broek.
Ich brauchte neue Hosen.Ik moest dat van Boyd!
Boyd zwang mich dazu!Ik moest iets doen?
Ich musste etwas tun. Was?Ik moest Oakland uit.
Ich musste raus aus Oakland.Ik moest je afmaken.
Ich sollte dich umbringen, du.Ik moest van hem drinken.
Er zwang mich zu trinken.Ze moest in de auto wachten.
Sie sollte im Auto warten.Ze moest in de auto blijven.
Sie sollte im Auto bleiben.Ik moest een nieuwe klep.
Ich brauchte eine neue Klappe.Lk moest naar het ziekenhuis!
Ich musste ins Krankenhaus!Ik moest in het hotel wachten.
Ik moest het toch meespelen?
Ich musste doch mitspielen, oder?Ik moest naar de toren kijken.
Ich musste auf den Turm schauen.Ik moest ze naar de set brengen.
Ich sollte sie zum Set bringen.
