Wat Betekent SCHON in het Nederlands - Nederlands Vertaling

• al
• wel
• reeds
• nou
• nu
• eerder
• er
• ooit
• alweer
• het is
• heb

Voorbeelden van het gebruik van Schon in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

Ich… Ich glaube schon.
Denk ik wel.

Er ist schon hier.
Hij is reeds hier.

Du weißt schon.
Je weet wel, dat ene.

Pete, schon gut.
Pete, het is in orde.

Das sagte er schon.
Hij zei u dat al.

Pote, schon gut.
Pote, het is in orde.

Ich denke, schon.
Ik- ik denk het wel.

Schon länger hier?
Zijn jullie hier al lang?

Sie war schon tot.
Ze was reeds dood.

Das habe ich immer schon.
Ik altijd heb.

Kevlar. Schon gut.
Kevlar. Het is in orde.

Jetzt knallen Sie mich schon ab.
Schiet me nu neer.

Eugene! Schon gut.
Eugene. Het is in orde.

Dass wir… Du weißt schon.
Datjij en ik… je weet wel.

Francis. Schon gut.
Francis. Het is in orde.

Schon gut, ich hab ihn.
Niet goed, reeds heb ik hem.

Er hat schon gegessen.
Hij heeft reeds gegeten.

Jetzt schicken sie uns schon Babys.
Ze sturen ons nu baby's.

Wir schon, über HM-Radio.
Wij wel, via een zender.

Was hab ich schon getan?
Wat heb ik nou gedaan?

Komm schon, Lisa, warum nicht?
Toe nou Lisa, waarom niet?

Lucy? Bist Du schon da?
Lucy, ben je alweer terug?

Weil du schon tot bist, Lisa!
Omdat je reeds dood bent, Lisa!

Nein, nein, nein, ich komm schon klar.
Nee, 't komt wel goed.

Hab' ich schon, Partner.
Ik was je al voor, partner.

Aber meine Salsa-Moves schon.
Maar mijn salsapasjes wel, dankzij u.

Wir sind schon sieben.
We zijn al met z'n zevenen.

Schon auf einer Ranch gearbeitet?- Nein?
Nee. Ooit op een ranch gewerkt?

Ich habe schon ein Date.
Ik heb alweer een afspraakje.

Schon von Violet Sedan Chair gehört?
Ooit gehoord van Violet Sedan Chair?