Voorbeelden van het gebruik van Bleef in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Maar jij bleef.
Hij bleef zeggen.
Maar waarom bleef hij?
Ik bleef in Madrid.
Waarom bleef je?
Combinations with other parts of speech
Gebruik met zelfstandige naamwoorden
kalm blijvenwakker blijvenvrienden blijvenblijft de commissie
commissie blijftvraag blijftmensen blijvenlaag blijvenblijvende schade
auto blijven
Meer
Ik bleef te lang weg.
Bij wie bleef je?
Ze bleef je sms'en.
Zo, aparte sap gisting bleef tot het einde.
Hij bleef daarboven.
Maar hij bleef huilen.
Bleef hem Taylor noemen.
Waar bleef je?
Bleef mijn vader Ralph noemen.
En ik bleef 5 jaar.
Ze bleef 6 jaar bij ons.
Scottjon Dansteve bleef bij de prinses.
Ik bleef in de garage.
Zijn agent bleef me bellen.
Ik bleef achter de schermen.
Dus ik bleef ze lezen.
Je bleef met hem praten?
Mijn ex bleef nee zeggen.
Ik bleef in de kliniek werken.
En de andere bleef zijn wortelen krijgen.
Ik bleef in het hotel de hele dag.
Waar bleef je dan?
Ik bleef bij Isaí en zijn Terkos.
Annes dagboek bleef op de grond liggen.
Ik bleef je mislopen.